CONTACT MET SLECHTZIENDEN
BIJ HET OVERSTEKEN
Het is een gouden regel een blinde altijd eerst te vragen of men hem mag of kan helpen, alvorens dit te doen ... Op die manier laat u merken dat u zijn persoonlijke vrijheid respecteert, en zult u hem niet nodeloos aan de overkant brengen, terwijl hij eigenlijk alleen op de tram aan 't wachten was. Vraag us liever : "Kan ik u misschien even helpen bij het oversteken ?" Bij een bevestigend antwoord biedt u dan uw arm aan : "Neemt u mijn arm maar" en steek samen over.
BIJ HET GEBRUIK MAKEN VAN VERKEERSMIDDELEN
Biedt niet teveel hulp: je moet de slechtziende niet in en uit het voertuig hijsen. Een blinde die alleen reist, kent heus wel het gebruik van tram, trein of bus. Het volstaat dat u hem bij de deuropening van het voertuig brengt, en hem de handgreep wijst door er zijn hand op te leggen. Benen heeft hij zelf en hij kan dus gewoon opstappen, zonder als een baal naar binnen gehesen te worden. Bij het uitstappen gewoon ook de handgreep wijzen en zelfstandig laten uitstappen. Stapt men samen op of af, dan gaat de begeleider altijd voor, wijst de handgreep of reikt ev. de hand. Ook kan hij mondeling aanduiden of het een hoge of lage op- of afstap is. Bij het gebruik van een auto brengt men de visueel gehandicapte tussen de geopende deur en het voertuig en legt zijn hand boven de deurrand. Met de andere hand zal hij dan naar de hoogte van de dakrand voelen en de stand van de zitplaats. U hoeft dan verder niet meer te helpen bij het instappen.
HOE TE LEIDEN
Aarzel nooit uw hulp aan te bieden, wat natuurlijk iets anders is dan ze op te dringen. Zeg bv. : "Ik moet naar het station, wilt u me soms een eindje vergezellen ?" In bevestigend geval, biedt dan uw arm aan en vervolg samen uw weg. Wordt uw vriendelijk aanbod afgeslagen, erger u dan niet ! Er zijn soms blinden die aan onafhankelijkheid de voorkeur geven. Meestal zal uw aanbod met genoegen aangenomen worden. Bied bij het begeleiden echter altijd zelf uw arm aan. Neem dus nooit de blinde bij de arm om hem voor u uit te duwen. Zo is het leiden zeer moeilijk en het geeft de blinde een onzeker gevoel. Als u gearmd gaat, hoeft u niet te zeggen : "En nu draaien we links of rechts." De visueel gehandicapte voelt die beweging wel en volgt automatisch. Bij het passeren van een deur of een smalle doorgang gaat de begeleiding altijd vooraan. Men drukt dan met de ingehaakte arm de blinde licht achterwaarts zodat hij geheel of gedeeltelijk achter de begeleidende persoon gaat lopen.
TROTTOIRS EN TRAPPEN
Bij het op- of afstappen van een trottoir volstaat het te zeggen : "Nu opstappen !" (of afstappen) Is men meer aan elkaar gewend dan kan een afgesproken teken voldoende zijn bv. een druk op de arm of hand. Het is niet nodig de blinde te laten stilstaan om dan eerst met zijn witte stok tegen de stoeprand te staan tikken om hem deze te wijzen. Bij trappen en als men deze ook zelf op- of afgaat, verwittigt men eenvoudig : "Opgelet, een trap naar boven !" (of naar beneden), en gaat gearmd de trap op of af. U kunt ook vragen of de blinde er de voorkeur aan geeft de trapleuning te gebruiken. In dit geval brengt u zijn hand bij de leuning, of u zegt : "De leuning is links (of rechts) van u !" In elk geval waar-schuwt u als de trap eindigt en eventueel terug begint. Gebruikt u zelf de trap niet, dan wijst u de leuning zoals bovenvermeld. Het is in geen geval nodig eerst aan het tellen te gaan hoeveel treden er komen, om dit de visueel gehandicapte te kunnen mededelen. In zijn haast vergist men zich toch meestal. Is de blinde alleen, dan merkt hij het einde van de trap wel door het tasten met zijn witte stok. Is er keuzemogelijkheid tussen rol- en gewone trap, dan wordt de keuze aan de blinde overgelaten. Bij gebruik van een roltrap moet dit echter heel duidelijk gezegd worden.
DE HINDERLIJKE ENGELBEWAARDER
Allerlei voorlichting over blinden en hun streven naar zelfstandigheid, leidt er wel eens toe dat sommige mensen, uit eerbied voor deze zelfstandigheid, aarzelen hun dienst aan te bieden, ook al zien ze dat een blinde het op straat, in een station of elders moeilijk heeft om de weg te vinden. Als een soort engelbewaarder gaan ze hem dan vlak op de hielen volgen. Dit, om bij een dreigende botsing tegen één of andere hindernis, deze toch nog tijdig te kunnen voorkomen. Een bovenbeste goede bedoeling natuurlijk ! Vooral omdat ze geloven dat de blinde hier niets van zal merken. Omdat alle zintuigen van de blinde tot het uiterste gespannen, gaat hij (vooral via het gehoor) in een korte tijd vaststellen dat hij "een engelbewaarder" gekregen heeft. Verre van een hulp of een geruststelling voor hem te zijn, gaat dit hem van zijn andere waarnemingen afleiden. Duurt dit echter een tijdje, dan kan dit hem verschrikkelijk op de zenuwen gaan werken. Zoals al eerder gezegd : aarzel nooit uw hulp vriendelijk aan te bieden, maar speel in geen geval "engelbewaarder". Ondanks uw goede bedoeling wordt u dan eerder een lastig duiveltje dat men liefst zo vlug mogelijk kwijt raakt.
HOE EEN ZITPLAATS WIJZEN
Het is een algemeen verspreide, maar verkeerde opvatting, dat men een blinde altijd en overal zo vlug mogelijk een zitplaats dient te bezorgen. Op trein, tram of bus verdient dit allicht aanbeveling omdat bij slingeren of onverwacht remmen, de gehandicapte niet altijd onmiddellijk een geschikt houvast kan vinden. Ook voor bejaarde blinden is dit voor de hand liggend zoals het ook voor andere bejaarden vanzelfsprekend zou moeten zijn. Pas ook hier echter de gouden regel toe : wijs de zitplaats aan maar laat hem de vrijheid er al of niet gebruik van te maken zonder verder aandringen. Voor het aanwijzen geldt volgende regel: U brengt de hand van de visueel gehandicapte bij de rugleuning : "Hier hebt u een stoel, dit is de rugleuning" en meteen weet de betrokkene hoe de stoel staat en zal zonder moeite plaatsnemen. Of u legt zijn hand op de armleuning van een fauteuil en verduidelijkt : "de fauteuil staat rechts van u". De blinde zal zich dan met een vlugge beweging verder over de juiste stand oriënteren.
WAAR IS "DAAR"
Zeg nooit "daar is een stoel" of "ginder staat een tafel in de weg terwijl u in de bedoelde richting wijst. Al deze richtingaanduidingen die voor goed zienden goed kunnen geinterpreteerd worden, zijn voor de blinde nietszeggend. Zeg liever "Vlak voor u staat een stoel" - "Een meter achter u staat een tafeltje" of "10 meter verder staat links een fiets tegen de muur". Bij het bedienen aan tafel kunt u zeggen "Uw glas staat links voor u" of "Er staat een asbak bij uw rechterhand". U kunt ook bedoeld voorwerp even aantikken zodat de blinde het door het geluid kan localiseren. Geeft u hem het glas, het asbakje of wat dan ook rechtstreeks in de hand, vergeet dan niet er even bij te vertellen waar hij het kwijt kan : "Er staat een laag tafeltje links naast uw stoel".
WAAR IS DE JAS GEBLEVEN ?
Bij vergaderingen of bijeenkomsten, in treinen of in een eet- of drankgelegenheid is men vaak heel gedienstig met het aannemen van jas en hoed, koffers en dergelijke : "Kom, zal ik even helpen ?" en weg is de jas, de hoed en de koffer... Terugvinden is dan soms een andere kwestie vooral omdat de betrokkene dikwijls niet weet welke kleur het voorwerp heeft. Het is dus beter de blinde zelf zijn spullen een plaats te laten geven. Helpt u hem hierbij, zeg dan duidelijk : "Uw jas hangt aan de eerste haak naast de deur" of "Uw koffer ligt in het rek tegenover u".
GEEN TABOE WOORDEN
Veel mensen durven tegenover blinden niet de woorden : "zien", "kijken" of "blind" gebruiken. Wordt ongewild toch het woord "zien" of iets dergelijks gebruikt, dan raakt men van de wijs. Men begint te stotteren of put zich uit in verontschuldigingen, en dat terwijl blinden zelf dikwijls over hun handicap grapjes maken. Ze gebruiken en aanhoren het woord "blind" als ieder ander woord. Ook spreken ze zelf over "zien" of aanverwante woorden, waarmee ze dan hun specifieke manier van zien : voelen, betasten, waarnemen, enz. uitdrukken bv. "Ik heb dat boek gelezen" (in blindenschrift of als hoorboek). Zeg dus gerust tot een visueel gehandicapte : "Wilt u dit model even zien ?" terwijl u hem het bedoelde voorwerp in de hand geeft. Gebruik rustig de woorden "blind" of "blindheid" als ze in een gesprek voorkomen. Totaal ongepast is natuurlijk zo iets als : "Bent u blind ? Helemaal blind ? Bent u zo geboren ? Van een ziekte"... Vergeet vooral niet dat blinden wel blind, maar niet doof zijn. Gefluisterde opmerkingen als : "Dat vind ik het ergste was er is !" of "Dan was ik nog liever dood !" mag u eventueel binnensmonds voor eigen meditatie gebruiken. De blinden zelf denken er meestal heel anders over.
RA RA, WIE BEN IK ?
Een blinde wordt staande gehouden of op de schouder getikt : "Dag Mijnheer, hoe gaat het" of erger nog "Zeg nu eens wie ik ben ?" Blinden hebben inderdaad meestal een geoefend geheugen, ook voor stemmen. Maar om onverwacht en terwijl hij zijn aandacht voor tal van andere waarnemingen nodig heeft, een stem te herkennen uit drie of vier woorden, is wel wat veel gevraagd. Als u geen naaste familie of een zeer goede bekende bent, wiens stem onmiddellijk door de blinde herken zal worden, maak u dan bij het aanspreken spontaan bekend. Vond uw laatste ontmoeting al lang geleden plaats of is er kans dat uw naam geen voldoende indentificatie zal zijn, voeg dan een kleine toelichting toe. Het is niet mogelijk visueel gehandicapten in het voorbijgaan of van op afstand te groeten met een hoofdknik of een handgebaar, zoals men dat zo vaak doet met andere bekenden. Toch vinden
zij het prettig ook in deze vorm van gemeenschapsleven betrokken te worden. De hoofdknik of het handgebaar moet dan door een gesproken groet vervangen worden, zodat de blinde weet dat de groet voor hem bestemd was en wie de begroeter was.
BLINDEN ZIJN NIET GEVAARLIJK
Steeds weer ervaren begeleide blinden het volgende : "Mevrouw, wil Mijnheer iets drinken ?" Men richt zich dus tot de begeleiding ipv. rechtstreeks tot de blinde, wat een dame er op zekere dag toe bracht lachend te antwoorden : "Vraagt u het hem gerust zelf, hij is niet gevaarlijk." Men is zo gewoon als men iemand aanspreekt, eerst oogcontact te hebben, dat men zich bij het ontbreken hiervan verloren voelt en zich dus tot de begeleiding richt. Deze gang van zaken is dus wel begrijpelijk maar daarom niet minder verkeerd. Men behandelt immers aldus de visueel gehandicapte als onmondig. Wilt u iets aanbieden, noem dan zijn naam, indien die u bekend is ; raak hem even aan als u de naam niet kent of er kans bestaat dat hij niet zal merken dat de vraag tot hem gericht is. Vergeet niet de keuzemogelijkheid op te sommen zo die er zijn. Vervolgens brengt u het gewenste binnen zijn handbereik en laat hem zelf nemen, of geef hem het gekozene in de hand.
BIJ HET WEGGAAN
Misschien hebt u ook al wel eens gepraat tegen iemand, die er op dat ogenblik niet meer was. Waarschijnlijk hebt u dan gelachen of u geërgerd om uw eigen verstrooidheid, want u had het kunnen zien dat u alleen was. Bij blinden ligt dit anders. Het komt dan ook nogal eens voor dat een blinde tegen een lege stoel of in het ijle praat. Uiteindelijk ontdekt hij het natuurlijk wel, maar het is geen prettige gewaarwording. Verwittig dus steeds even bij het weggaan en doe het ook bij ev. terugkomst anders kan het gebeuren dat u al een hele tijd terug bent, terwijl de visueel gehandicapte nog altijd in de mening verkeert dat u nog weg bent. Denk er tenslotte ook aan dat u een blinde met woorden moet antwoorden, een glimlach hoe vriendelijk ook of een gebaar met het hoofd helpt hem niet verder.
HOE BESCHRIJVEN ?
Veel mensen denken dat ze bij contact met een blinde aan één stuk moeten praten (anders weet hij niet of ik er nog ben). Hoe goed bedoeld ook, toch kan dit zeer irriterend zijn. Net als bij ieder ander gesprek mogen er gerust stiltepauzen vallen. De blinde rekent er wel op dat u niet van hem weggaat zonder hem dit even te zeggen. En wat het niets zien betreft, kunt u rustig aannemen dat een blinde, dankzij zijn andere zintuigen dikwijls veel meer over zijn omgeving opmerkt dan men algemeen veronderstelt. Of u hem een genoegen doet met een zeer gedetailleerde dan wel oppervlakkige beschrijving van de omgeving zult u spoedig aan zijn vragen merken. Dring hem deze echter niet op. Wel is het nuttig ongewone of bijzondere dingen spontaan te vermelden. Deze inlichtingen kunnen hem misschien later van nut zijn.
BIJ HET WINKELEN
Helpt u een visueel gehandicapte bij het binnengaan van een winkel of warenhuis, breng hem dan even bij iemand van het personeel die hem verder helpen kan. Hebt u meer tijd, dan kunt u hem meteen bij de juiste verkoopstand brengen. Weet de blinde nauwkeurig wat hij hebben wil dan wordt dit hem zonder meer verkocht. Wil hij zich eerst oriënteren over wat de markt biedt, geef hem dan zo mogelijk enkele typen van het gevraagde in de hand of laat hem deze betasten. Op die manier kan hij zich beter rekenschap geven van vorm, formaat en kwaliteit. Zeg ook iets over de kleur, tekening, enz. Aarzel niet om uw gedacht te zeggen. Wanneer bij het afrekenen de visueel gehandicapte zelf niet het bedrag van de bankbiljetten zegt die hij betaalt, dan is het goed dit zelf even te doen. Meestal weet de blinde dit zeer nauwkeurig maar een vergissing blijft altijd mogelijk en zo voorkomt u ev. pijnlijke betwistingen. Ook verdient het aanbeveling bij betalen of wisselen het geld in de hand van de visueel gehandicapte uit te tellen. Hij moet het dan niet zelf bijeenzoeken wat, vooral bij kleine munt, moeilijk en tijdrovend is.
TOILET
Is men van hetzelfde geslacht en is het in een openbare gelegenheid dan kan men zelf mee binnengaan of aan het personeel vragen te helpen. Als er urinoir en toilet is, laat dan deze keuze-mogelijkheid door het te zeggen. Wordt het urinoir gekozen zeg dan of het een muurtje of wel een bekken is. Bij gebruik van het toilet, inspecteer dan even de zindelijkheid en wijs het nodige aan. Hebt u de tijd om buiten te wachten, wijs dan ook nog even de gelegenheid tot handen wassen, zeep en handdoek of handdroogsysteem. Pas in elk geval dezelfde takt toe waarmee u zelf behandeld wenst te worden. Sluit dus de deur van het toilet of verwijder u enkele stappen van het urinoir. Dit wordt helaas niet altijd zo vanzelfsprekend toegepast. Is de visueel gehandicapte van het ander geslacht, roep dan de hulp van het personeel of van een ander gebruik(st)er in. Is er niemand ter plaatse handel dan zelf, natuurlijk en zakelijk zoals hierboven vermeld.
VOORLEZEN
Ondanks het feit dat er aan verschillende types leesmachines gewerkt wordt, zal het nog wel heel wat jaren duren voor deze in bruikbare en vooral betaalbare vorm beschikbaar zijn. Zolang zal de visueel gehandicapte voor tal van zaken op voorlezen aangewezen blijven. Lectuurvoorziening in blindenschrift of op de geluidsband, hoe uitgebreid ook, is slechts een onderdeel van dit probleem. Het meest pijnlijk is deze afhankelijk bij het moeten laten voorlezen van private post of als het geldzaken betreft. Bij het voorlezen van dergelijke dingen mag daarom takt en volledige discretie verwacht worden. Lees deze zaken traag en met nauwkeurigheid voor. Kijk steeds eerst of de briefomslag geen aanduiding van de afzender vermeldt. Een aanwijzing hieromtrent kan de blinde misschien doen besluiten de inhoud door iemand anders te laten voorlezen. Open dus in geen geval de omslag zonder uitdrukkelijke toestemming hiertoe. Zijn het toch geldzaken zodat dat dit van buiten te zien was, zeg dit dan even vooraleer u ze gaan lezen. Onthoud u van commentaar of opmerkingen over de inhoud of de afzender, zo u hier niet om gevraagd wordt. Tracht u vooral bewust te blijven dat u slechts in de plaats van uw niet of slechtziende medemens leest. Bij het voorlezen in het algemeen maar zeker bij dagbladen, tijdschriften, enz... mag het geen rol spelen wat u belangrijk, interessant of prettig vindt. Lees gewoon alle titels, uw luisteraar zal u dan wel vertellen wat hij zou willen horen. Onderbreek ook uw voorlezing niet voortdurend met uitroepen of commentaar, dit is geweldig storend.
ORDE EN STIPTHEID
Twee woorden die misschien nog vrij weinig geliefd zijn, maar van het grootste belang voor visueel gehandicapten. Wil hij iets van zijn zelfstandigheid waar maken, dan is dit één van de grondregels : elk voorwerp heeft zijn vaste plaats en moet daar dan ook te vinden zijn. Zet of leg dus alles op dezelfde plaats terug, waar u het genomen hebt. Weet u het niet meer, vraag het dan of laat het de blinde zelf wegleggen. Vooral voor visueel gehandicapten die alleen wonen, alleen op reis of op hun werk zijn, is dit van het allergrootste belang. Let ook op deuren, zowel van kamers als van kasten. Huis- of kamerdeuren moeten of volledig geopend of gesloten zijn. Kastdeuren altijd gesloten. Laat ook geen emmers, borstels, vuilnisbakken, enz. rondslingeren op plaatsen waar geregeld een blinde voorbijkomt. Bij afspraken, bezoeken en zo meer is stiptheid ook erg belangrijk. Minuten kunnen eindeloos duren als men moet wachten zonder zien en zonder iets om handen te hebben. Dit veroorzaakt nutteloos spanning of zenuwachtigheid.
SAMENVATTING
TIPS OM EEN VISUEEL GEHANDICAPTE TE HELPEN
ALGEMEEN
* Richt je onmiddellijk tot de blinde persoon en niet tot zijn begeleider
* Stel jezelf voor
* Vraag aan de persoon : « Hoe kan ik je helpen ? » en neem niet onmiddellijk zijn hand vast
* Maak duidelijk wanneer u weggaat of wanneer u met iets anders bezig bent
* Praat, laat geen stille momenten
* Durf het woord « zien » te gebruiken
* In het lawaai, in de massa, noem de persoon bij naam alvorens hem aan te spreken, zodat hij weet dat het over hem gaat en weet dat de persoon je aan je stem vlug zal herkennen
* Breng de persoon met veel tact op de hoogte van een kledingafwijking (vlek, loshangende zoom, enz)
* Geef de persoon in kwestie gerust complimenten
IN DE STRAAT
Vraag eerst of de persoon in kwestie hulp nodig heeft, alvorens hem te begeleiden ; signaleer de hindernissen, plassen, enz .
Wanneer u iemand verzoekt om te gaan zitten: Geeft hem de richting aan van de zetel (door bvb zijn hand op de zetel te leggen) . Zelfde principe voor het plaatsnemen in de auto, laat hem het dak en de zitplaats voelen
AAN TAFEL
Vraag aan de persoon of u hem kunt helpen (bvb: melk in een tas schenken) of hoe u kunt helpen ; beschrijf wat er in het bord ligt ; vertel hem wat er rondom hem gebeurt
IN DE WINKEL
Wanneer u ziet dat de persoon moeilijkheden heeft, stel hem voor te helpen
Bij teruggeven van kleingeld, tel mee in de hand van de blinde. Toon het bedrag, vooraleer hij betaalt
BIJ UITSTAPJES, WANDELINGEN OF EXCURSIES : beschrijf de omgeving
IN DE WOONPLAATS VAN DE PERSOON: verplaats niets of let erop alles op z’n originele plaats terug te zetten
BIJ HET LEZEN VAN DOCUMENTEN : lees alleen wat er geschreven staat / blijf rustig / geef geen persoonlijke commentaren